brieven

Vaders

Liefste M.,

Dit wordt mijn allereerste brief aan je, ik heb even je format gepikt, ik dacht dat dat wel zou mogen voor een keer.

Je weet waar armen en handen toe dienen: ze dienen om te dragen, te zwaaien, te tasten en te aaien. Als het echt nodig is ook om te ploegen, te klauwen en weer te zalven, maar je weet even goed als ik dat wij beiden nog net iets beter zijn in aaien. Het ligt in onze aard.

Aaien is er niet enkel voor kleine meisjes. Ik denk niet dat ik vroeger echt vaak aaide; ik herinner me vooral mijn vingers over de donzige rug van mijn tijgerkat, de toetsen van m’n piano, soms het gras met vroege dauwdruppels. Cd’s ook, en heel af en toe het haar van verstrooide, dromerige jongens.

Verstrooide, dromerige jongens komen in verschillende vormen; er zijn minnaars, gezellen, echtgenoten, broertjes, vrienden, collega’s, gezellig-gezelschap-jongens, onbekenden op de bus en – niet te vergeten – vaders.

Van de dingen die we gemeen hebben zal dat er één wezen: wij geloven in vaders. We hebben langzaamaan kunnen ontdekken hoezeer ze onder onze huid zijn gaan groeien. We lijken op hen, al zijn we ook anders. We voelen dat we echt hun vlees en bloed zijn, de glans in onze ogen lijkt op die van hen.

Vaders zijn speciaal. Ze hebben sterke armen, harde baarden om tegenaan te schuren, soms ook borsthaar dat fascinerend uit hun hemden steekt en bovenal een mysterieuze, wijze blik waar je als kleintje niets van begrijpt maar stil naar opkijkt.

Ik herinner me nog hoe mijn vader mij als klein meisje op zijn rug hees in de tuin, het was een verloren lentedag, ik wilde enkel maar groeien en groot zijn. Ik wist toen zo veel dingen nog niet. Ik dacht er niet aan dat hoe groter je wordt, hoe meer details en nuances je ziet in de dingen om je heen. Hoe meer pijn je gaat voelen. Hoe kwetsbaarder je kan worden. Hoe meer er te verliezen valt.

We zijn beiden oudsten, wat misschien betekent dat we iets veeleisender zijn. Ook los daarvan zijn we beiden soms nogal koppig, eigenzinnig en hebben we een temperament waar je al eens iemand mee afschrikt of wegjaagt. Denk ik. Maar we zijn ook goed in koesteren, misschien beter dan onze jongere broers of zussen. We hebben gevochten voor een eigen gezicht en een eigen plaats, wat ons goed doet begrijpen waar ouders voor staan, of toch meestal.

Wellicht weten we beiden ook hoe het is om – als het nodig is – surrogaat moeder te zijn, om die fragiele, haast manke vader van je tegen je schouder te houden als hij huilen wil. Er was dat moment waarin mijn vader ophield een onaantastbare held te zijn; wellicht het eerste moment waarin ik hem meer dichtbij voelde. Daar, in al die broosheid, ging ik plots bijna nog meer van hem houden.

Want je weet even goed als ik: emoties, twijfel en pijn maken relaties echt. Levensecht. Ook al zouden ze niet hoeven te bestaan, ze stellen je op de proef, als was het een test om te zien of je armen in al hun broosheid degenen omarmen die je hoort te omarmen. Diegenen die jou omarmen.

Wars van alle vergelijkingen gaat deze brief over jou. Ik ken je stormen, maar ik weet evengoed hoezeer je van lichtheid houdt. Hoe je ’s ochtends de gordijnen opent om de zon op je gezicht te voelen. Hoe je kijkt naar kleine details die anderen niet zien. Hoe je schoonheid zoekt, ook in pijn, hoe je probeert om broosheid en craquelures om te zetten in iets moois, iets om te koesteren.

Ik denk dat daarin pas echt schoonheid ligt: in de poging om door de muur van pijn of verdriet te breken en er de lichtplekken in te zoeken. Schaamteloos te huilen als het nodig is, en dan weer door te gaan. Te aanvaarden dat we maar één paar armen hebben, en twee handen om te aaien. Te weten dat we doen wat we kunnen, met een trotse maar liefdevolle inborst.

En – vooral – ook in het weten dat je niet alle gewicht alleen hoeft te dragen, omdat er evenveel anderen zijn om jouw armen te ondersteunen, om je zacht over de wang te aaien, in je oor te fluisteren dat het goed is, dat het goed genoeg is zo. Die je zullen zeggen dat het al genoeg is om te proberen, te proberen er het beste van te maken en te zoeken: naar de schoonheid van fragiel, van onvolmaakt, van bitterzoet, van levensecht.

x

6 gedachten over “Vaders

  1. Misschien is dit zo’n brief die zo fragiel is, dat mensen niet goed durven reageren. Laat ik onderaan de brief dan maar een dikke kus plakken, zo één die rode vlekken op je huid en kleren achterlaat. En misschien moet je die plek maar laten zitten en voor een keer niet te lijf gaan. Noch met azijn, noch met zonnebloemolie. x M.

Plaats een reactie